Gesprek met L. (Lucien) E.F. van Ruth (1952) op 9 juli 2010 te Velsen-Noord

Enigszins verlaat omdat de tom-tom de wijk nog niet kent waar de Vivazorggroep gehuisvest is, word ik vriendelijk door mijn gastheer ontvangen. We spreken af dat zijn periode bij de NK en zijn visie over de ontwikkeling van de thuiszorg na 1990 centraal zullen staan. Betrokkene is tien jaar lid van de Raad van Bestuur van deze zorggroep.

 

Kunt u kort iets over uw achtergrond vertellen?

Ik kom uit Eindhoven en studeerde sociale psychologie in Nijmegen en specialiseerde me in marketing in non profit-organisaties. In 1987 ging ik bij de Nationale Kruisvereniging werken als adjunct-directeur.

Dat was nou niet bepaald de makkelijkste periode van de NK…

Dat kun je wel stellen ofschoon ik er toch ontzettend veel geleerd heb. Ik heb er leren managen en saneren want van 120 medewerkers moesten we terug naar veertig. Maar de problemen waarmee de NK kampte in die dagen waren gigantisch. Daar speelde de hele HLO-operatie waarbij aanvankelijk één groot instituut moest komen waarvan de huisartsen en de Joint ook deel zouden uitmaken. Toen die eruit stapten, gingen we verder met de Centrale Raad voor Gezinsverzorging om tot een gefuseerd, landelijk instituut te komen.

Ikzelf heb toen nog het personele plaatje getekend hoe de personeelssamenstelling van die nieuwe organisatie er uit moest zien en heb me daar zelf uit weggeschreven. Bij die afgeslankte personeelsbezetting behoorde niet een te zware top. Ik ben toen gaan solliciteren en dat was de eerste de beste keer meteen raak. Een grote leegloop vond toen echter plaats binnen de Nationale Kruisvereniging, met name bij de zorg-inhoudelijke kant.

Kun je iets vertellen over de sfeer in die dagen?

De sfeer tussen de medewerkers op de NK was uitstekend maar werd wel in sterke mate gedomineerd door bestuurlijke aangelegenheden. Een machtsstrijd woedde in die dagen hevig tussen de provinciale kruisverenigingen die voor lijfsbehoud vochten en het NEDO dat in opkomst was en eenvoudigweg niet te stoppen viel. De eko’s beschikten over goede relaties met het bureau van de NK maar dat mochten vervolgens de vertegenwoordigers van de provinciale verenigingen die het landelijke bestuur vormden, niet weten. Toen ze dat toch in de gaten kregen, werd ongeveer niets meer nagelaten om de NK zelf om zeep te helpen.

Ik heb het zo nergens in de bestuursstukken gelezen…

Dat zal ongetwijfeld nergens zo op papier gezet zijn maar zo lagen de krachtsverhoudingen wel in die dagen. Met het stopzetten van Rijksgeld via de AWBZ kwam de NK so wie so voor bijna niet te overbruggen problemen te staan en bestuurlijk bestond er enorme verdeeldheid. In die discussie speelde ook mee dat de provinciale verenigingen omgebouwd moesten worden naar ondersteuningsinstituten waarmee zij op dit vlak ook rechtstreekse concurrenten van de NK werden die immers hetzelfde ambieerde. Niettemin kregen we expliciet het verbod als bureau nog met leden van het NEDO te praten omdat dat als een illegale club gezien werd.

Overigens, de puur financieel getinte herstructurering die Brinkman in gang bracht, is één van de belachelijkste beslissingen geweest die ik in mijn carrière heb meegemaakt. Het ging om werkontwikkeling waarbij de banden die koepelorganisaties hadden met hun achterban doorgesneden werden. Er is toen veel deskundigheid naar elders gestroomd terwijl de kracht van de NK juist was dat die helemaal in die sector ingebed was. De snelheid waarmee bijvoorbeeld het verhaal van de wiegendood geattaqueerd werd, was verbluffend. Binnen twee dagen hadden alle consultatiebureaus in het land de nieuwe richtlijnen. Korte lijnen en een concentratie aan deskundigheid maakten die slagvaardigheid mogelijk.

 

Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er nog al wat animositeit tussen de verschillende lagen in het kruiswerk bestond?

Dat was zeker een feit maar dat neemt niet weg dat tussen professionals uit die verschillende niveaus dikwijls een uitstekende samenwerking bestond.

De stukken lezend over vrijwel de hele NK-periode komt steeds een groot spanningsveld naar voor tussen DB en AB van de NK. Onderschrijft u dat?

Zeker, dat is zeer herkenbaar. Vaak was het DB op de hand van het bureau waar het AB mordicus tegen was.

Laten we overschakelen naar de periode na 1990?Wat is daarbij voor u in het oogspringend?

Allereerst is onder druk van WVC een hele operatie in gang gezet dat gezinszorg en het kruiswerk zouden samengaan, te beginnen aan de landelijke top. Overigens waren er in het land al regio’s die daarmee aan het experimenteren waren. Berekend was dat dit een bezuiniging van 300 miljoen gulden zou opleveren zodat er dus overal grote organisaties moesten komen. Aangezien toen de gezinszorg vervolgens ook weer onder het regime van de AWBZ geschaard werd, is twijfelachtig of van die beoogde bezuiniging veel terecht is gekomen. Wat echter achterwege werd gelaten met die schaalvergroting, was de band met de samenleving zelf. Ik verliet in 1989 de NK en kwam in 2000 terug in deze sector en moest toen constateren dat afscheid was genomen van al die wijkgebouwen, dat men overal in nieuwe kantoren zat, dat de wijkverpleegkundigen en de huisartsen elkaar niet meer kenden. Kortom: op een fnuikende wijze was veel teloor gegaan.

 

Bij de meeste interviews die ik hield wordt vooral de verantwoordelijkheid bij Den Haag gelegd dat zoveel afgebroken is. Onderschrijft u die stelling?

Dat heeft meegespeeld maar interne factoren binnen het kruiswerk hebben net zo goed ertoe bijgedragen dat veel in het kruiswerk verloren ging. Ook binnen het kruiswerk waren er mensen die dachten tot de zon te kunnen vliegen en voornamelijk met hun eigen toko en eigen belangen bezig waren. Daarbij valt niet te ontkennen dat ze velen in hun slipstroom meezogen, zodat een zekere bewondering daarvoor zelfs op zijn plaats is maar de kwalijke gevolgen bleken toch op langere termijn. Men kon echter zo opereren omdat een klimaat met ondermeer marktwerking dit daadwerkelijk mogelijk maakte.

Velen gingen niet langer meer uit van zorg maar stelden economisch denken daarvoor in de plaats. Gevolg was dat consultatiebureaus werden gesloten omdat dat goedkoper was. Dat je daarmee je gezicht naar de bevolking kwijt raakte, deerde blijkbaar niet in die optiek. Tot mijn verbijstering vernam ik in 2000 toen ik meeging op huisbezoeken dat jonge ouders überhaupt nog nooit van een consultatiebureau gehoord hadden. Eén van de kroonjuwelen van de organisatie was daarmee vrijwel volledig verkwanseld. Dat terwijl wij toch altijd een organisatie zijn geweest die er voor de geboorte al was en zorg verleende tot aan dood en dat gedurende 24 uur per dag. Als de consultatiebureaus straks volledig naar de GGD’en overgaan in het kader van integrale jeugdgezondheidszorg, vrees ik dat straks alles kwijt is en we volledig opnieuw kunnen beginnen.

Dit voorbeeld is met veel anderen uit te breiden waarbij een te sterke economische overheersing helaas veel naar de filistijnen heeft geholpen binnen de thuiszorg.

 

Ziet u bij deze droef stemmende constateringen nog toekomst voor deze werksoort?

Ik heb goede hoop dat deze sector overeind blijft. Zorg in de thuissituatie zal altijd nodig zijn en verder ontleen ik in belangrijke mate dit optimisme aan het feit dat thans jongere verpleegkundigen met elan en betrokkenheid hun werk doen en net zo goed inhoud aan solidariteit geven zoals dat vroeger gold. Voor hen telt de intrinsieke waarde van het zorg kunnen verlenen als enig belang.

Dit doortrekkend hebben we hier de hele organisatie op zijn kop gezet en hebben alles weer volledig ondergeschikt gemaakt aan het wijkniveau. Als je mensen naar hun wensen vraagt, dan willen ze herkenbaarheid, dichtbij en directe beschikbaarheid. Zowel voor de patiënt als voor de medewerker geldt dit. Als dienstverlener dien ik op deze principes serieus in te spelen omdat mensen graag zo lang mogelijk in de hen vertrouwde omgeving willen blijven waarbij open oog gehouden moet worden voor welzijnsaspecten. Het thema ‘veiligheid’ maakt daar onderdeel vanuit. Vooral voor de ouder wordende groep, te allen tijde een belangrijke categorie binnen de thuiszorg, wordt de leefwereld kleiner zodat het terug kunnen vallen op vertrouwde waarden in de eigen buurt van grote betekenis is.

Als je dit nastreeft, dan werkt het dus niet dat ‘bepaalde Haagse gedachten’ naar voor worden gehaald, organisaties schitterende folders laten verspreiden waarin gouden bergen beloofd worden waarvan vervolgens in de praktijk geen bal terecht komt.

De gepropageerde marktwerking, hoe speelt die door dit hele verhaal?Het moest toch allemaal goedkoper?

Vooral de thuiszorg in Nederland heeft men expliciet als experimenteergebied aangemerkt. Mijn ervaring is dat je daar een tijd last van hebt waarna het effect weer wegebt.

Dat gezegd zijnde, neemt dit niet weg dat de nodige aberraties zich hebben voltrokken. Terwijl we in deze regio een perfect lopende kraamzorg hadden, gingen zich op enig moment ‘allerlei lieden’ hiermee bemoeien die een eigen agenda hadden. Er werden door zorgverzekeraars zelfs veilingen georganiseerd waar uren ingekocht konden worden. Nou, we hebben gezien waar dat toe geleid heeft. Er kwam een groot kantoor voor het hele land in Schagen dat volstrekt onherkenbaar was. De medewerkers liepen op een gegeven moment allemaal weg en vroegen of ze bij ons konden komen werken. Na die leegloop vroegen de ziektekostenverzekeraars of wij een nieuw systeem van kraamzorg weer konden optuigen wat overigens door het ziekenhuis hier is opgepakt. Dan denk je toch: waar zijn we in godsnaam mee bezig. Eerst wordt drie jaar lang alles uitgekleed en als het geheel geïmplodeerd is mag een ander proberen weer van vooraf aan te beginnen.

Precies hetzelfde zien we met de huishoudelijke hulp. Gemeenten gaan fors inkopen en plukken iedereen leeg, dan zie je tig organisaties omvallen waarbij ook mijn organisatie fors verlies lijdt door de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Dat zijn de wrange vruchten van een overheidslaag die zich totaal niet verdiept in de vraag wat dergelijke maatregelen betekenen voor de patiënt. Ook hier zag je weer de opkomst van nieuwe organisaties die van alles beloofden, waar veel medewerkers naar overliepen vanwege een betere honorering en die dan na een faillissement komen vragen of ze terug mogen komen. Met name bepaalde organisaties in de schoonmaakbranche lichtten de hand met ongeveer alles waar dat mogelijk was en investeerden in elk geval niet in de mensen. Als echter dan zo een organisatie van de ene dag op de andere geliquideerd wordt, krijgt de patiënt geen enkele vorm van dienstverlening meer en mag het zelf uitzoeken.

Wat betekent dit voor uw organisatie voor de nabije toekomst?

Waar je vooral voor moet zorgen is dat je lokale inbedding hebt. Ik geloof overigens niet dat je daarbij terug moet keren naar plaatselijke verenigingen en besturen want dat geeft alleen maar veel ruis en levert niets op.

Maar wij proberen hier de wijkgedachte weer terug te laten keren. Albert Heyn bijvoorbeeld heeft dat goed begrepen en ervoor gezorgd dat de winkelketen overal prominent aanwezig is.

Maar staat dat dan niet op gespannen voet met stopwatchzorg?

Ik heb daaraan te voldoen maar ik zie toch ook wel een beweging terug, ondermeer bij de politiek, dat onderkend wordt dat die wijkverpleegkundige een belangrijke rol speelde in de gemeenschap. Op een moderne leest geschoeid spelen inmiddels initiatieven om dit te revitaliseren. Ook bij gemeenten wordt toch ook wel geleidelijk onderkend dat je niet eindeloos met de ingezette kaalslag kunt doorgaan.

Zo zul je maar dementerend zijn in dit land en nog in je eigen huis wonen. Voor de financiering van zijn probleem krijgt die toch al lichtelijk verwarde geest met niet minder dan drie wettelijke financieringssystemen te maken: WMO, AWBZ en de Zorgverzekeraar. Dit soort mensen worden in een bureaucratisch moeras gestort waar ze volstrekt niet uitkomen.

Mijn policy is te doen en te volgen wat mensen graag willen waarbij ik probeer me zo immuun mogelijk op te stellen van al die systemen.

U schetst groot vertrouwen te hebben in de toekomst voor de thuiszorg maar komt toch ook niet langs het feit heen dat er steeds minder wijkverpleegkundigen zijn?

‘Die dijk’ van een wijkverpleegkundige van vroeger, die is er niet meer en zal ook niet meer terugkomen. Toch heb ik vertrouwen dat zaken zich ten goede zullen keren. Soortgelijke problemen zie je ook in het onderwijs en maken we thans mee in de bancaire sector.  Blijkbaar moet iets eerst toch tot een dieptepunt zakken voordat weer een restauratieve fase ingezet kan worden. Die cultuuromslag is naar mijn mening ingezet. De wijze waarop Obama in de USA zaken in gang zet, geeft een nieuw perspectief aan de discussie wat nou echt de belangrijke zaken in de samenleving zijn die ertoe doen. Een relativering dat het enkel om economische principes zou gaan, wordt door deze president duidelijk gemaakt.

Velsen-Noord, 2010
J.J.C. Huige

Naar boven