Zij woont in het hoekhuis van een rij aardige woningen maar bepaald verrassend is het met smaak gekozen interieur dat na een mooie voordeur volgt. Zij is Limburgse ofschoon haar tongval me niet meteen opvalt.
In een voorgesprek blijkt dat ze zich degelijk op het interview voorbereid heeft. In de jaren tachtig kwam ze in een arbeidsconflict terecht maar desgevraagd geeft ze aan het daar in het interview wel degelijk over te willen hebben. Als de koffie ingeschonken staat, wordt de band ingeschakeld.
Kunt u iets over uw achtergrond vertellen hoe u tenslotte in de kraamzorg terecht kwam?
Ik groeide op in Herten in de buurt van Roermond en volgde daar de MULO en ging nadien een secretaresseopleiding volgen. Thuis moest er nog al eens bijgesprongen worden. Na 8 jaar secretaressewerk had ik het hier wel gezien en ben één jaar naar Zwitserland geweest. Teruggekeerd in Nederland ben ik begonnen met de opleiding verpleegkundige A, een wens die er al van kleinsaf aan was, maar door omstandigheden niet eerder gerealiseerd kon worden. Ik was toen 24 jaar en wilde naar het westen van het land. Na een aantal sollicitaties startte ik met de verpleegkundige opleiading bij het Academisch Ziekenhuis Utrecht.
Na het behalen van mijn diploma solliciteerde ik als adjunct-leidster-docente bij het kraamcentrum te IJsselstein in 1977. Nadat ik daarna ook de deeltijd-opleiding MGZ (hbo-opleiding) had gevolgd in Den Haag kreeg ik in 1980 de aanstelling als leidster-docente, waarbij ik eindverantwoordelijke werd voor het kraamcentrum Zuid-West Utrecht.
Wat trok u aan om in dit kraamwerk te gaan vervullen?
Nou, het is gewoon de leukste baan geweest die ik in mijn leven gehad heb waarbij het werk mij op het lijf geschreven stond. Vrijwel alle kraamverzorgsters zijn mensen van goud, hardwerkend en bijzonder trouw. Eerlijk, flexibel, inzet voor de zaak hebbend. Het leuke vond ik bijvoorbeeld dat ik ook nachts met een leerling naar een partus ging wat een sterke band gaf. Daarnaast gaf je les, droeg een stuk opvoeding op een leerling over en kon in de praktijk brengen wat je in de opleiding als verpleegkundige geleerd had. Ook verzorgde ik de administratie en financiën, maakte de roosters van zowel kraamverzorgenden als stafleden, onderhield contact met het bestuur van de Stichting enz. Kortom: ik voelde me daar als een vis in het water, omdat het voor mij een prima combinatie was van mijn opleidingen en de reeds opgedane werkervaring op een geheel ander terrein.
Had dit kraamcentrum een zelfstandig bestuur of was het ergens anders ondergebracht?
De provincie Utrecht was in die tijd opgedeeld in vier regio’s voor de kraamzorg: de stad Utrecht, Noord-Oost (Amersfoort), Zuid-Oost (Zeist) en West (IJsselstein) die ook een monopoliepositie hadden want daarbuiten was vrijwel niet aan kraamzorg te komen. Alleen als alle kraamcentra in de provincie volzaten, konden wij schriftelijk goedkeuring geven dat iemand toch een beroep deed op een particuliere kraamverzorgster, zodat men de kosten daarvan bij de ziektekostenverzekeraar kon declareren. De provinciale Stichting voor Kraamzorg, gevestigd op de Van Hogendorpstraat in Utrecht, coördineerde dit geheel en was bestuurlijk eindverantwoordelijk.
Kunt u een beschrijving geven wat voor type vrouw voor het werk van kraamverzorgende koos?
Allereerst was er toch wel een verschil in mentaliteit tussen de meisjes uit de stad Utrecht en de overigen. De kraamverzorgsters in de stad stonden er toch veel meer op in het weekend uit te kunnen gaan (terecht natuurlijk) dan die op het platteland. Sommige waren op de dorpen vanuit een bepaalde religie vrij streng opgevoed zodat uitgaan so-wie-so al in een kwalijk daglicht stond. Een ander verschil was ook dat de kraamverzorgsters in de stad sneller wisten hoe met gezinnen uit andere culturen om te gaan omdat ze daar veel eerder tegenaan liepen dan op het platteland. Vrijwel alle kraamverzorgenden werden gekenmerkt door plezier in het werk. Vaak kwamen ze zelf uit grote gezinnen zodat ze al ervaring hadden om de handen flink uit de mouwen te steken. Wel had één van mijn oudste medewerkers nog kort na de oorlog gewerkt en opvallend was daarbij hoe hiërarchisch het er daarbij aan toe ging. Zeker als interne kraamverzorgster moest men toen dag en nacht voor alles en iedereen klaar staan en koken voor vaak zeer grote gezinnen. Daarnaast verzorgden zij ook nog een groot gedeelte van het huishouden van de toenmalige leidster-docenten wat voor mij een ongelooflijke situatie was. Daardoor beschikte men over vrijwel geen vrije tijd. Het navrante daarvan was dat deze vrouwen zich dikwijls zo volledig voor dit werk gaven, dat ze zelf niet aan trouwen toekwamen om een gezin te stichten. Dit dienstbetoon bracht met zich mee dat men vrijwel altijd in de buurt van de vreugde van het nieuwe kind vertoefde wat voor de persoon in kwestie, mede door slechte honorering, persoonlijk iets onbereikbaars bleef. Gelukkig waren de meest kwalijke uitwassen van dit systeem achterhaald toen ik in IJsselstein begon. Omdat het niet zo een grote organisatie was (50 à 60 vaste kraamverzorgsters en ongeveer 15 oproepkrachten) en je iedereen persoonlijk goed kende probeerde je ook zo goed mogelijk met ieders belangen rekening te houden. Dat was ‘werk op maat’ wat als voordeel had dat je ook een beroep op hen kon doen bij extra drukte. In een prettige sfeer hield je rekening met elkaars belangen wat overigens toen vrij nieuw was in de kraamzorg.
Werden deze kraamverzorgsters ook wel eens geconfronteerd met lastige kraamheren die hun handen niet thuis konden houden?
In die tijd gebeurde dat incidenteel, nu hoor ik het helaas met een zekere regelmaat. Maar ook vroeger kwam het wel voor dat iemand handtastelijk werd maar de meeste oudere kraamverzorgenden wisten daar wel raad mee en lieten hem dan weten dat hij buiten maar wat moest gaan fietsen. Ook gebeurde het wel dat de echtgenoot bij de komst van de kraamverzorgster naakt door het huis liep of zo naast de kraamvrouw in bed lag. ‘Ongewenste intimiteiten’ is tegenwoordig een onderwerp waarin ook in de opleiding aandacht wordt besteed om meisjes daar enigszins tegen te wapenen. Dat is ook een van de redenen dat de leeftijdsgrens van 18 naar 21 jaar verschoven is. Soms word ik wel eens door lichtelijk protesterende moeders gebeld die dan klagen dat hun dochter van 17 jaar nog niet in aanmerking komt voor de opleiding. Ik leg dan uit dat kraamverzorgenden niet alleen in doorsneegezinnen te werk worden gesteld en dat ze bij moeilijkheden er dan wel helemaal alleen voor staan. Niet vergeten moet worden dat de normen en waarden in onze samenleving sterk veranderd zijn en er tevens gewerkt wordt in gezinnen van andere culturen met afwijkende opvattingen. Wat overigens wel verwondering opriep in mijn tijd was de vraag van twee lesbiennes om kraamhulp omdat een van hen een kind kreeg. Dat gaf nog de nodige discussie binnen de staf wie daar het eerste voorbezoek voor zijn rekening zou nemen en hoe we de kraamverzorgenden hierop moesten voorbereiden. Ook de confrontatie met de eerste allochtonengezinnen in IJsselstein en Vianen was in zekere zin choquerend omdat het verschil in normen en waarden gigantisch groot was, de taal een barrière vormde maar men ook vaak niet over de meeste eenvoudige attributen voor een baby-uitzet beschikte. Met cursussen hebben we onze kraamverzorgsters op dat punt bijgeschoold. Overigens is het wel opmerkelijk dat zaken die we nu allemaal heel normaal vinden dertig jaar geleden nog zo een commotie konden oproepen.
U krijgt op een gegeven moment een arbeidsconflict. Kunt u toelichten wat er speelde?
Het is het dieptepunt in mijn leven geworden. Na de geboorte van mijn eerste kind ging ik, met toestemming van het provinciale bestuur, vier dagen werken. Op een gegeven moment werd ik weer zwanger en vroeg toen het bestuur of ik een deeltijdbaan van 50% na de bevalling mocht voortzetten. Ik zou dat doen met een collega met wie ik goed kon samenwerken. Aanvankelijk kon het niet maar op een afscheidsreceptie van iemand op het provinciale bureau werd ik even apart genomen en kreeg die toestemming toch van het Dagelijks Bestuur. Ik zou twee jaar 50% mogen werken om daarna weer naar 80% over te schakelen. Alles leek prima geregeld totdat een week voor de uitgerekende datum (25 december 1982) iemand van het bestuur belde en meedeelde dat men er nog eens over nagedacht had en bij nader inzien geconcludeerd had dat de ‘50%-constructie’ toch niet kon doorgaan. Men beriep zich daarbij op een ander kraamcentrum waar een aantal zaken niet naar wens verliepen en vreesde met de zaak IJsselstein een precedent te zullen creëren. Als tegenbod werd voorgesteld dat ik in een dienstverband van 50% verder kon gaan maar dan in de functie van adjunct-leidster-docente. Ik vond het een buitengewoon unfaire behandeling omdat men eerder wel toestemming had gegeven. Na de geboorte van mijn 2e dochter (2 weken te laat door alle stress) heb ik deze beslissing aangevochten d.m.v. een kort geding. De rechter stelde mij in het gelijk en zag geen enkel bezwaar in de voorgestelde 50/50-constructie. Desondanks betekende dit toch het einde van de leukste baan in mijn leven, omdat het Bestuur van mening was dat de arbeidsverhoudingen waren verstoord. Dit had natuurlijk ook te maken met het feit, dat zij een rechtszaak hadden verloren van notabene een vrouw die het waagde tegen hen in opstand te komen.
Het ging mij helemaal niet om mijn gelijk: ik wilde gewoon weer terug naar mijn werk en de kraamverzorgenden en toen dat niet meer mogelijk bleek, ben ik zeker een half jaar erg depressief geweest en kon ik niet echt genieten van mijn kinderen: een moeilijke tijd, die ik me als de dag van gisteren herinner.
Ik had mezelf gezworen nooit meer iets met de Kraam van doen te willen hebben.
Hoe ging het toen verder met uw carrière.
Na een half jaar heb ik de draad weer opgepakt, omdat thuiszitten voor mij absoluut geen optie was. Met het uitgekeerde geld dat ik aan de rechtszaak overhield ben ik toen begonnen met de Lerarenopleiding Verpleegkunde aan de Hogere School voor Verpleegkunde in Leusden (1985-1987). Ik was vastbesloten te blijven werken. Wat nu de gewoonste zaak is van de wereld, was dat toen nog niet, namelijk dat een vrouw met kleine kinderen in het arbeidsproces actief bleef. Achteraf bezien is het voor mijn persoonlijke ontwikkeling wel goed geweest want ik werd door deze studies in de gelegenheid gesteld me verder te ontplooien. Voordat ik mijn studie bij de Lerarenopleiding volledig afgerond had, solliciteerde ik in 1987 op een advertentie waarin een docent verpleegkunde bij de opleiding voor ziekenverzorgenden werd gevraagd bij de OVBU, een in-service-opleiding. Die functie leek me wel wat, temeer omdat zieken- en kraamverzorgenden qua inzet en mentaliteit veel gemeen hebben. Ik heb me toen verdiept in alle aspecten die de ouderenzorg met zich meebrengt. Van 1986 tot 1999 heb ik deze opleiding verzorgd. In 1999 kwamen er een fusiegolf op gang en moesten er brede mbo-opleidingen komen waardoor de opleiding tot kraamverzorgende ook binnen het ROC Utrecht viel. Omdat inmiddels een gigantisch tekort aan kraamverzorgenden was ontstaan, werd in 1999 door een collega een verkorte opleiding voor kraamverzorgenden ontwikkeld, waardoor het ROC Utrecht als eerste in Nederland startte met een verkorte opleiding voor kraamverzorgenden, in diverse varianten. Toen deze collega dit werkveld verliet, vroeg men mij, gegeven mijn kennis over de extra-murale kraamzorg en mijn verleden als leidster-docente, als coördinator van deze specifieke, verkorte opleidingen, waardoor ik 14 jaar nadat ik het kraamcentrum had moeten verlaten, toch weer met de kraamzorg in aanraking kwam, maar nu als coördinator en docent. Aangezien ik mijzelf had gezworen nooit meer met de kraamzorg aan de slag te gaan, omdat ik daarin kwetsbaar ben, heb ik er lang en goed over moeten nadenken of ik deze functie wel wilde aanvaarden. Tenslotte heeft de liefde voor de kraamzorg en het belang dat ik hecht aan een goede opleiding voor kraamverzorgenden het toch gewonnen en heb ik me volledig ingezet voor deze specifieke opleiding.
Hebt u nog met de vroegere kraaminternaten van doen gehad?
In de tijd dat ik leidster-docente was kregen alle kraamverzorgenden daar hun opleiding. Maar het was in de jaren tachtig al een aflopende zaak omdat de overheid besloten had dat ze opgeheven zouden worden. Wij hadden meestal van doen met het kraaminternaat Baarn en dikwijls ben ik toen nog als gecommitteerde bij examens elders in het land opgetreden. Ik heb toen voor de provincie Utrecht nog in een voorbereidingscommissie MDGO-Vz gezeten die regelmatig in Leiden vergaderde en daar onze inbreng geleverd wat binnen de nieuwe opleidingsvorm specifiek voor de kraamzorg gerealiseerd moest worden.
Indien u de kraamverzorgsters van nu vergelijkt met die waaraan u vroeger leiding gaf, wat valt u dan op?
Allereerst is het type mens hetzelfde gebleven. Die drang tot verzorgen en de attentheid voor anderen, dat zit gewoon in de genen. Wat duidelijk veranderde, is het feit dat men veel mondiger is geworden. Men laat zich echt niet alles meer aanleunen. Ook is sprake van een duidelijk leeftijdsverschil. Gemiddeld is men ouder, de meeste zijn tussen de 25 en 45 jaar en velen hebben zelf kinderen. Dertig jaar geleden werd het vrijwel alleen maar door ongehuwden gedaan en begon men zijn studie als 18-jarige. Zij die trouwden, stopten meestal met werk zodra ze in verwachting waren omdat parttime werken onmogelijk was in de zorg. Dat men gemiddeld wat ouder is, vind ik trouwens wel een voordeel. Men heeft toch wat meer levenservaring en dat is wel nodig ook. De verhalen die ik soms hoor in wat voor soort situaties deze vrouwen verzeild kunnen geraken zijn soms luguber en dan vind ik het buitengewoon knap dat men zich in dit soort gezinnen toch staande weet te houden. En ofschoon de salarissen in de loop van de jaren dan wel opgetrokken zijn, vind ik dat die nog altijd heel schamel zijn. Zeker als je ziet wat men er allemaal voor moet doen en laten. Als men partus-dienst heeft, kan het voorkomen, dat men soms 24 uur ononderbroken in touw is. Bij welk bedrijf in dit land kun je daar tegenwoordig nog mee aankomen…? Wel is het een goede zaak dat men over een eigen beroepsorganisatie beschikt: de Nederlandse Bond voor Kraamverzorgenden. (NBvK). Die gaat zo nodig de barricaden op!
Vindt u die brede vooropleiding hedentendage een voordeel als dit afgezet wordt tegenover de opleiding ‘oude stijl’ die veel specifieker was?
Kraamverzorgenden in opleiding kunnen soms ontzettend foeteren dat ze tegenwoordig allerlei deelcertificaten moeten halen over terreinen waar zij in de praktijk niets aan hebben. Ik kan daar een eind in meegaan maar merk toch ook op dat ze thans een vorming krijgen met maatschappelijke aspecten die een switch op latere leeftijd beter mogelijk maakt. Dikwijls heb ik gezien dat kraamverzorgenden halverwege de veertig het helemaal gehad hadden met dit werk en naar iets anders snakten. Aangezien verstandelijk gehandicapten, gezinszorg, bejaarden ook in deze brede opzet meegenomen worden, is men minder tot het einde tot één sector ‘veroordeeld’. Kortom: het carrièreperspectief is verbeterd ten opzichte van vroeger. Dit gezegd zijnde, vind ik wel dat op de Brede School ontzettend veel experimenten losgelaten worden. Het ene concept is nog niet ingevoerd – gemiddeld staat daar toch zes jaar voor om zoiets te implementeren en te settelen – of de volgende vernieuwing wordt al weer aangekondigd. Verder moet u maar van mij geloven dat ik me er sterk voormaak dat onze kraamverzorgenden zo goed mogelijk voorbereid afscheid van hun studie bij ons kunnen nemen. Met name maak ik me er sterk voor dat zij goed leren observeren en situaties in gezinnen kunnen onderkennen die van belang zijn. Indien zij dit niet of onvoldoende doen, dan hebben wij als opleiding gefaald. En verder hoop ik toch ook enig elan over dit mooie beroep te kunnen overdragen. Mensen moeten met plezier dit werk kunnen blijven doen en als dat niet zó is, dan kan de kraamzorg wel eens over een paar jaar op de fles zijn. De ziekenhuizen hebben dan, vrees ik, alles overgenomen.
We praten nog even na. Ofschoon het vermelde arbeidsconflict wel een paar jaar van haar leven heeft gekost, liet zij het tenslotte achter zich. Het grappige is (je kunt ook zeggen: verdrietige) dat je heden ten dage als kraamverzorgster alleen nog maar aan de bak kunt komen als je parttime werkt. Fulltime dienstverbanden worden hoegenaamd niet meer vergeven. Vooral jonge meisjes die fulltime willen werken en niet langer afhankelijk van thuis willen zijn, worden gedwongen toch deeltijdcontracten te accepteren. Haar kostte het indertijd haar job.
Ik vraag haar of Limburg indertijd te klein werd omdat ze er niet meer terugkeerde. In Limburg was er sprake van een hiërarchisch geordende standenmaatschappij, waarbij de nonnen jouw opleidingsniveau bepaalden.
Ze heeft in Utrecht haar man leren kennen en haar gezin gesticht. Ze heeft hier veel vrienden, collega’s en voelt zich helemaal thuis in Houten. Ze gaat graag weekends naar familie in Limburg; is heel tevreden met haar huidige leven, met nieuwe kansen en uitdagingen, alhoewel de FPU in het zicht komt.
Ze zal de kraamzorg altijd een warm hart toedragen en waar mogelijk, zich blijven inzetten voor een optimaal opgeleide kraamverzorgende met plezier in haar werk en leven..
Houten, 2009
J.J.C. Huige