Gesprek met mevr. A.S. (Tonny) Verschoor-Siemot te Zoetermeer op dinsdag, 21 april 2009.

Temidden van verhuisdozen word ik ontvangen in een fraai appartement dat uitzicht biedt over Zoetermeer en Den Haag. Enigszins schuldbewust vraag ik of dit niet een erg lastig moment is voor een gesprek. Het tegendeel is waar. Enige afwisseling in denken vindt zij erg prettig tijdens het opnieuw inrichten van een huis.

Wat was uw opleiding voordat u in de kraamzorg ging werken?

Ik ben in 1951 geboren maar groeide in Zoetermeer op waar ik na de lagere school de mulo volgde. Nadien kwam ik voor de keuze te staan of ik in het onderwijs of in de gezondheidszorg verder wilde gaan. Het werd het laatste omdat ik op dat moment toch wel aanhikte tegen vier jaar kweekschool terwijl ik de leuke kanten van de flower power periode nog op het netvlies had staan. Ik koos voor de combinatie leren, werken en geld verdienen wat bij de kraamzorg het geval was. Mijn vader, die een eigen onderneming had, zou daarbij wel aantekenen dat ik in dat beroep het zout niet in de pap kon verdienen. Overigens zou ik in mijn latere leven die inhaalslag qua studie nog wel maken.

Wat waren de toegangseisen omstreeks 1970 om op zo een centrum toegelaten te worden?

Mulo of Inas, een opleiding voor meisjes die toen nog bestond.

Hoe ging het verder?

Ik ben toen drie maanden naar een kraaminternaat van het Groene Kruis in Bergen op Zoom (villa Helena) gegaan waarna een praktijkperiode van één jaar wachtte onder leiding van een verpleegkundige.

Hoe hebt u de periode bij dat kraaminternaat beleefd?

Ik vond het een leuke tijd, ook best wel spannend omdat ik voor het eerst van huis was. We kregen er vakgericht onderwijs met uiteraard veel accent op de verloskunde. Sterk werd het teamverband gestimuleerd zodat we samen kookten, de boel schoon hielden en zo veel van elkaar leerden. Veel werd er aan rollenspel gedaan, er was ontspanning en gymnastiek en je werd zo praktisch mogelijk opgeleid tegen allerlei problemen waar je later tegenaan zou kunnen lopen. Je kreeg ook nieuwe indrukken omdat ikzelf uit een vrijzinnig milieu kwam maar er zaten ook meisjes onder die uit Tholen of de Alblasserwaard kwamen die streng christelijk opgevoed waren. Aan die interactie had je veel omdat je later in je loopbaan bij allerhande gezinnen te werk gesteld zou worden. In die zin kan dan ook van een dubbelslag qua kennis gesproken worden.

Om het weekend moesten we op het internaat blijven en ofschoon dat niet mocht, slaagden we er dan dikwijls in het internaat te ontvluchten en vaak trokken we dan Bergen op Zoom in. Naast de lol die we vaak hadden, kijk ik niettemin met een goed gevoel op deze periode terug omdat het een degelijke vorming betrof.

Nadien volgde dus de stageperiode als leerling-kraamverzorgende?

Inderdaad, de begeleiding was van een gediplomeerd kraamverzorgster en van een adjunct leidster-docente die steeds twee keer per kraamperiode langskwam. In het begin mocht je hoofdzakelijk toekijken. Afhankelijk van de wijze hoe je het oppakte werd steeds meer aan jezelf overgelaten. Het was wel flink aanpakken want zo een kraamperiode bedroeg toen 10 dagen achtereen werken à 8 uur per dag. Nadien volgde in Bergen op Zoom het examen en vond de diploma- en spelduitreiking plaats.

Waar bent u toen gaan werken?

Zowel als leerling als gediplomeerde werkte ik toen bij het Kraamcentrum Delfland. Ik werkte er ongeveer twee jaar.

Kunt u iets vertellen wat u zoal aantrof in al die verschillende gezinnen?

Het werkgebied strekte zich uit over Zoetermeer en Delft en alle omliggende dorpen daar omheen als Pijnakker, Berkel, Bergschenhoek, Delfgauw, etc. Het meest was ik in Zoetermeer actief. In de dorpen waren er vaak grote gezinnen waarbij de oudste kinderen bijna net zo oud waren als jijzelf. Vaak trok de kraamvrouw zich dan helemaal terug en dacht dan: zo heerlijk tien dagen vakantie! Je runde dan zo een huishouden maar veel van de spullen die nu normaal zijn (wasmachine, centrifuge, vaatwasser) had men nog niet. In Zoetermeer betrof het veel kraamperioden in betrekkelijk kleine gezinnen in een appartement. Daarnaast speelde ook een zorginhoudelijk aspect. Vooral op de dorpen werd de bevalling vaak nog door de huisarts gedaan die de gewoonte had pas op het allerlaatste ogenblik binnen te vallen. Dat was een grote zorg omdat vaak dan nog iemand bij de buren moest gaan bellen met de vraag waar hij bleef.

Aangezien de kraamzorg vrijwel altijd met een tekort aan personeel kampte, heb ik het eens meegemaakt dat ik continu werkte van 1 tot 31 januari. Bij een toch al lage salariëring werd veel overwerk, ook in het weekend, vaak niet uitbetaald. Voor een nachtbevalling kregen we 25 gulden extra. Later is dat wel allemaal opgetrokken.

Hebt u in die jaren iets gemerkt van het werk van wijkkraamverzorgenden?

Niet in die periode, wel later in mijn Leidse periode. Daar had men een wijkkraamverzorgende die uitstekend paste bij de structuur van vele grote gezinnen in de binnenstad. Met een hoop zusjes, tantes, etc. werden in het gezin veel taken overgenomen en waren de twee dagelijkse bezoeken van de wijkkraamverzorgende ruim voldoende.

Hoe ging uw carrière toen verder?

Ik ben toen twee jaar als au pair naar Zwitserland gegaan. Als leerling-verpleegkundige heb ik vervolgens in een ziekenhuis in Delft gewerkt en ben verpleegkundige geworden. Toch was het dat niet en na wat omzwervingen kwam ik bij het Westeinde ziekenhuis in Den Haag waar men een verpleegkundige zocht die bereid was de kraamspecialisatie (obstetrie en gynaecologie omvattend) te gaan volgen. Vanuit die opleiding, die een jaar duurde, was het een verplichting om stage bij een kraamcentrum te lopen. Dat werd Leiden en dat klikte zo goed dat ze me vroegen om er als adjunct leidster docente te komen werken. Een beding met het Westeinde ziekenhuis moest nadien nog opgelost worden want na één jaar opleiding eisten die één jaar nawerken. Tamelijk revolutionair voor die tijd werd dit door het kraamcentrum afgekocht.

Wat hield het werk van een adjunct leidster docente in?

Dat was voornamelijk  pre nataal huisbezoek, leerlingen begeleiden en gediplomeerden coachen als ze werkzaam waren in de gezinnen.

Stonden die kraamverzorgenden open voor deze vorm van begeleiding?

In zijn algemeenheid wel hoewel kraamverzorgsters die er een staat van dienst van twintig jaar of meer op hadden zitten, weinig nieuws meer bij te brengen was. Toen ik later zelf leidster docente was heb ik het tweemaal bezoeken tijdens de kraamperiode afgeschaft omdat ik daar het nut niet langer van inzag. Wel kwam toen een groter accent bij bijscholing te liggen waarbij in Leiden zich ook de situatie voordeed dat daar veel gezinnen van allochtone afkomst geconcentreerd zaten. Leiden is een stad die van oudsher veel vluchtelingen herbergt. Dat vroeg toen wel om een cultuuromslag.

Die problemen met die allochtone gezinnen, probeerden jullie die zelf in Leiden op te lossen?

Ten dele. Op vruchtbare wijze werd samengewerkt met het Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB). Beeldend materiaal werd met de NK ontwikkeld dat we aan de buitenlandse kraamvrouw konden laten zien bij bepaalde probleemsituaties. Ook werd een scholingstraject opgestart met ditzelfde NCB. Terwijl we voortdurend met een tekort aan kraamverzorgende te maken hadden, kwam een verzoek van de gemeente Leiden als geroepen. Die zochten naar een beroepssituatie voor allochtone vrouwen dat ook een zekere status bood. Met een opleidingsinstituut is dat toen opgepakt en via twee projecten leverde dat een aantal gediplomeerde allochtone kraamverzorgenden op. Wel is steeds nadrukkelijk gesteld dat deze verzorgenden ook in Nederlandse gezinnen moesten werken.

Bovendien ontmoetten de kraamcentra binnen Zuid-Holland elkaar ook nog binnen het verband van de provinciale kruisvereniging waar ook over dit soort vraagstukken werd gesproken. Twee provinciaal verpleegkundigen kraamzorg gaven daar ondersteuning. Overigens leidde die contacten op provinciaal niveau tot oeverloze discussies omdat er zeer grote verschillen zaten tussen de aanpak op het platteland en die in de grote steden. In de Randstad was vaak een ander arbeidsethos, zich uitend in veel sneller ontslag nemen.

Maar ook het omgekeerde gebeurde. In mijn Leidse jaren moest ook dikwijls kraamverzorging in Wassenaar geleverd worden bij vaak rijke mensen. Aangezien daar dikwijls een butler en dienstbodes aan huis waren moest de kraamverzorgster alleen moeder en kind bijstaan en had voor de rest een prinsessenleven.

Uit de archiefstukken komt dikwijls een beeld naar voor dat de kraamzorg er toch maar een beetje bij bungelde binnen het kruiswerk. Hebt u dat ook zo beleefd of leg ik u nu een antwoord in de mond?

Nee, dat was zo; ik heb het zo ervaren. Niet alleen overigens binnen het kruiswerk maar ook bij ziektekostenverzekeraars was dikwijls een tamelijk hooghartige indruk dat we een minimaal onderdeel waren in de gehele gezondheidszorg. Ik heb dat steeds betreurd en doe dat nog omdat deze zorg van wezenlijk belang is voor een goed functioneren van het gezin in een cruciale fase. Verder lijkt mij het feit dat het verzorgenden zijn en de aangeboden hulp niet spectaculair is een deel van die ongeïnteresseerdheid te verklaren. Aangezien we op een andere wijze gefinancierd werden (door particuliere ziektekostenverzekeraars en ziekenfondsen) en in 1980 geen deel uitmaakten van de AWBZ groeiden kruiswerk en kraamwerk steeds verder uiteen, leidend tot een scheiding op veel plaatsen. Het kraamcentrum Rijn en Vliet te Leiden, waar ik toen werkte, was omstreeks 1975 al verzelfstandigd.

U werd nadien leidster-docente van het kraamcentrum in Leiden. Hoe ging dat in zijn werk?

Toen mijn voorgangster met pensioen ging in 1980 werd er geadverteerd voor een opvolger. Toen zich geen geschikte kandidaat aandiende ben ik er met haar over gaan praten of het iets voor mij zou zijn. Ik heb toen gesolliciteerd en kreeg de functie. Het was bij aanvang een organisatie van ongeveer 70 medewerkers waarvan uiteraard het merendeel kraamverzorgenden waren.

Wat voor een organisatie trof u bij uw start aan?

Het was zonder meer een goed geleide en professionele organisatie waarbij echter een bedenking te maken viel: het werd wel over de ruggen van de kraamverzorgenden geregeld. Vrij was eigenlijk nooit vrij. Aangezien er vrijwel altijd een tekort aan arbeidskrachten was, werd je om de haverklap gebeld om toch weer onmiddellijk een kraamperiode te draaien. Gevolg was dat veel kraamverzorgsters met ongelofelijk veel overuren en vrije dagen kwamen te zitten die nooit opgenomen konden worden. Het gevolg daarvan was dat die in de boekhouding naar het daaropvolgende jaar meegenomen (officieel heette het ‘gereserveerd’) werden maar meestal bij het opzeggen van het dienstverband werd pas tot uitbetaling overgegaan. Geleidelijk aan werden de lage salarissen opgekrikt en verbeteringen waren dat er onregelmatigheidstoeslagen en kilometervergoedingen kwamen. Gelukkig zijn de CAO’s door de jaren heen sterk verbeterd.

Wat waren de belangrijkste taken van een leidster docente?

Het leidinggeven aan de adjunct leidster-docenten en open oog en oor houden om de kraamzorg zorginhoudelijk, op personeelsgebied en in de opleidingssfeer verder te ontwikkelen. Zoals die trend al door mijn voorgangster was ingezet, deed Leiden altijd aan projecten mee, een lijn die ik heb voortgezet. Over de nieuwe opleiding voor kraamverzorgende (MBOV)heb ik meegedacht waarbij het kraamcentrum Leiden als pilot fungeerde om hiermee praktische ervaring op te doen. Overigens maakten we in de periode van 1980 tot 1996 een enorme groei mee en breidde het aantal verzorgingen op jaarbasis van 1200 naar ruim 2600 uit. Ook het personeelsbestand groeide verder waarbij veel herintreders hun oude professie weer oppakten

Waarom bent u nadien toch weer van functie veranderd?

Na enige reorganisaties werd ik binnen dezelfde functie tot directeur benoemd, overigens tegen een gemiddeld salaris. Met verbazing hoor ik de discussies aan wat directeuren bij de thuiszorg en bij kraamcentra thans toucheren. In de periode als leidster docente heb ik ook nog de MGZ-opleiding gevolgd en nadien de VO Management in Nijmegen gevolgd. In 1996 besloot ik de organisatie vaarwel te zeggen. Een fusie van de kraamcentra Den Haag en Leiden stond voor de deur want grootschaligheid was de enig juiste weg. De Zuid-Hollandse kraamcentra volgden de route die Kraam Zorg Nederland uitgestippeld had. In volle hevigheid werd inmiddels de kraamzorg ook als proefproject binnen de marktwerking van het departement uitgeprobeerd met enthousiast toekijkende ziektekostenverzekeraars. ‘Uitgeperst’vind ik eigenlijk een beter woord en het zou misschien interessant zijn om eens te evalueren of dat nou eigenlijk iets opgeleverd heeft. Steeds minder had het met zorg te maken en steeds meer ging het om geld. De situatie ging zich weer voordoen dat degenen die dat konden betalen alle kraamzorg kregen die zij wensten terwijl de anderen werden afgescheept met wijkkraamzorg. Het deed allemaal wel pijn

Werkt u nog?

Na een aantal omzwervingen ben ik thans als verpleegkundige verbonden op verloskunde bij het Lange Landziekenhuis in Zoetermeer. Terug weer aan het bed dus.

Zoetermeer, 2009
J.J.C. Huige

Per mail werd nog de volgende mededeling door mevr. Verschoor gedaan:

Misschien nog een aardige anekdote over de invoering van de marktwerking in de kraamzorg:

Bij Rijn en Vliet hadden we veel wijkkraamzorg maar toen het uurtarief werd ingevoerd bleek al snel dat dit niet kostendekkend was. Ik zei ( als dochter van een ondernemer) dus in mijn onderhandeling met de ziektekostenverzekeraars dat ik dit onrendabele product niet meer wenste te leveren.  Nou, dat kon natuurlijk niet omdat er toen ineens sprake was van zorgplicht, hoezo marktwerking, enz. Vooral in dit traject hebben we nooit ondersteuning gehad van de LVT.

In de provincie Zuid Holland werkte dit ook tegen ons. Er werd namelijk uitgegaan van een gemiddelde verhouding wijkkraamzorg/ interne kraamzorg dus die kraamcentra die het gemiddelde niet haalden qua wijkkraamzorg profiteerden van onze hoge gemiddelde op dit gebied, zij waren derhalve in een betere financiële positie en wij raakten financieel meer achterop door deze methode, ook hiervoor toen echter geen steun.

Naar boven