Ik startte met de in-service opleiding binnen een algemeen ziekenhuis, deed daarna kinderspecialisatie in 1975 en volgde van 1977 tot 1979 de opleiding Maatschappelijke Gezondheidszorg. In 1985 werd een studie aan de docentenopleiding afgerond met als specialisatie verpleegkunde.
Waarom koos je voor een regionale kruisvereniging toen bijna iedereen nog bijna een plaatselijke kruisvereniging werkte?
Heleen Somford solliciteerde bewust bij de regionale kruisvereniging ‘Land van Maas en Waal’ (hoofdkantoor Druten), omdat die organisatie omstreeks 1980 een goede naam had als landelijke voorloper in de regiovorming. Een aantal plaatselijke kruisverenigingen waren hier inmiddels tot een organisatie gefuseerd. Men beschikte over een goed regionaal bestuur (bevlogen vrijwilligers), hoofdwijkverpleegkundigen met een visie op het werk en bovendien waren de arbeidsvoorwaarden aantrekkelijk voor wijkverpleegkundigen. Via commissies werden die in de gelegenheid gesteld zich in diverse aspecten van het werk te verdiepen. Als standplaats werd zij in Beneden Leeuwen aangesteld. De plaatselijke besturen hadden er het bijltje bij neergelegd omdat men wel inzag dat er door de nieuwe ontwikkelingen zo veel werk op hen afkwam, dat dit voor vrijwillige bestuursleden vrijwel niet meer op te brengen was en bovendien extra deskundigheid vergde. Overigens waren er van oudsher op alle dorpen overal Wit Gele Kruisafdelingen, begrijpelijk bij een bevolking die overwegend katholiek was, met uitzondering van één Groene Kruisafdeling die voornamelijk de protestantse bevolking vertegenwoordigde. Na de fusie werd het geheel ‘ontkleurd’.
Wat waren je werkzaamheden?
Ik kwam als jonge wv binnen met een hoop idealen en ben daaraan tijdens mijn verdere beroepsleven trouw gebleven. Maar er waren nog veel muren te slechten. Zo kreeg ze van doen met oudere collega’s die kort na de oorlog nog op een solex in een leren jas door de regio hadden rondgereden, regelmatig de huisarts assisteerden bij bevallingen en die niet echt gewend waren met nieuwe ideeën om te gaan of samen te werken. Het werk werd door haar en een andere wv opgedeeld in een dienstverband van anderhalve Fte. Beneden Leeuwen was opgedeeld in een binnen- en buitendeel waarbij Heleen Somford het binnengedeelte voor haar rekening nam. Haar werkzaamheden waren veelomvattend (all round) en voor alle leeftijdcategorieën: zij deed consultatiebureau (zuigelingen en kleuter), verpleegkundige en verzorgende werkzaamheden in de ochtenduren, tussen de middag uitleen van materialen en distributie van hulpmiddelen, deed huisbezoeken ten behoeve van peuters en kleuters maar legde die ook af bij senioren en was beschikbaar voor avonddiensten. Ook was ze betrokken bij voorlichtingsactiviteiten op het dorp, zoals het geven van voorlichting aan aanstaande moeders en in het vervolg daarop van moeder- en kleutercursussen. Ook de cursussenziekenverzorging thuis en dementie en vergeetachtigheid, samen met de ggz, werden op het dorp aangeboden. Men ging zelfs ver met de voorlichting want als wv kwam zij ook in de klas op scholen en medewerking werd verleend aan gezondheidsmarkten. Zij behoorde tot de wijkverpleegkundigen op de dorpen in die streek die een overledene aflegden. Dikwijls was een vertrouwensband met een gezin ontstaan in de laatste fase van het zorg- en ondersteuningsproces, zodat het gewaardeerd werd indien de wv deze taak verrichtte. (Afstemming hierover vond plaats met de huisarts en de begrafenisondernemer.) Die “totale zorg” neemt een centrale plaats in binnen haar denken, niet alleen van de patiënt maar van de familie waarmee die samenleefde. Aangezien vaak ook de (groot)ouders maar ook de kleinkinderen bij die zorg betrokken werden, voelde men zich gezamenlijk verantwoordelijk voor de meest optimale oplossing.
Werd er ook met andere organisaties samengewerkt?
Ook met het maatschappelijk werk, de gezinszorg en de peuterspeelzaal op het dorp onderhield Somford regelmatig contact. Aanvankelijk was de samenwerking met de huisartsen een moeilijke, vrij solistisch als deze werkten. Hoewel gezondheidscentra en hometeams overal in het land in opkomst waren, bleef het land van Maas en Waal achter bij die trend. Ieder werkte dan ook voor zich en samenwerking beperkte zich tot het meest noodzakelijke. Toch gelukte het na enig aandringen om met elkaar in gesprek te geraken. Huisartsen gaven toen ook wel toe dat ze niet alles wisten en kende aan de wijkverpleegkundige een zwaardere rol toe bij bijvoorbeeld wondverzorging. Met het maatschappelijk werk bestond er een samenwerkingsverband waarbij casuïstieken doorgesproken werden en bekeken werd wie wat in een eventueel vervolgtraject voor zijn rekening zou nemen. Ook met de gezinszorg ontstond een redelijke samenwerking. Soms deed de wijkverpleegkundige de was in de machine zodat die al gedraaid had als de gezinsverzorgster eraan kwam voor huishoudelijke hulp. Omgekeerd nam de gezinsverzorgster de taak over om bij iemand kousen aan te trekken, iets waar de wv met haar HBO-opleiding eigenlijk een te dure kracht voor was. De wijkverpleegkundige deed de indicatie, bepaalde het zorgplan, zag erop toe dat dit afgebouwd werd (in de jaren tachtig werd gestimuleerd dat de patiënt zijn eigen verantwoordelijkheid behield) of dat revalidatie noodzakelijk werd. De samenwerking met de ziekenhuizen was hier nog maar op een laag niveau al kwam daar eind jaren tachtig wijziging in door ondermeer functionarissen voor continuïteit van zorg.
Kun je iets vertellen over de zwaarte van het werk en hoe dat zich vervolgens op zo’n dorp ontwikkelde?
Woonachtig in Nijmegen werd het vrij normaal gevonden dat om 10 uur avonds iemand nog belde met een verzoek om hulp en ‘zuster Somford’ (nooit anders aangeduid) in haar auto stapte om aan dat verzoek te voldoen.Wekelijks overschreed ik door deze invulling van mijn takenpakket in royale mate de 40-urenwerkweek maar dat werd als gewoon gezien. Weliswaar registreerde ik keurig mijn activiteiten volgens het zogenaamde VUGA-systeem, later opgevolgd door tal van varianten tot aan computers toe, maar daardoor leverde ik vrijwel permanent 24 uur dienstverlening (avant la lettre). Met het zakelijker worden van de verhoudingen binnen het kruiswerk zou deze houding van permanente bereikbaarheid en maatschappelijk dienstbetoon bij veel wijkverpleegkundigen afnemen. De liefde kon niet steeds van één kant komen, werd daarover opgemerkt.
In de sfeer van die tijd werkten de voorlichtings- en opvoedingscursussen nog voortreffelijk op zo een dorp want ze trokken steeds volle zalen. De gemeenschapszin zat nog diep want dikwijls kwamen moeders met hun zuigeling veel te vroeg maar benutten de tijd in de wachtkamer om bij te kletsen. Om klokslag half vijf stonden ze echter allemaal op want dan moesten ze voor manlief (‘miene miens’) gaan koken. Uit dit cursorische aanbod kwamen weer andere zaken voort want vervolgens werden in Beneden Leeuwen vos-cursussen (vrouwen oriënteren zich in de samenleving) en vido-groepen (vrouwen in de overgang) gegeven.
In een dergelijke ambiance had de wijkverpleegkundige ook nog de functie van vertrouwenspersoon. Zo werd bij haar geïnformeerd hoe puree klaar gemaakt moest worden maar een aantal verontrusten richtten zich ook tot haar op het spreekuur toen een lesbisch stel zich binnen de gemeenschap vestigde. Kon dat zo maar en hoe hiermee om te gaan waren de vragen.
Op het consultatiebureau beschikte Heleen Somford over een eigen ruimte waardoor zij in de gelegenheid was apart met de ouders te spreken en daarbij ‘voorlichting op maat’ aan te reiken. In haar eerste periode als wijkverpleegkundige werd het cb -werk nog door de huisarts gedaan, in de tweede helft van de jaren tachtig zou dit door jeugdartsen overgenomen worden. Aangezien zij vrijwel alle gezinnen zeer goed kende – de wv kwam ook achter de voordeur – kon zij adequaat op de situatie inspelen. In deze werkzaamheden kreeg zij steun van vrijwillige ‘weeg en meetassistenten’ die dit à raison van een bloemetje op jaarbasis deden. Later zou dit werk geprofessionaliseerd worden en – opbescheiden wijze – betaald worden.
Bij haar komst als wv werkten er ook binnen de regionale kruisorganisatie al wijkziekenverzorgenden die een aantal taken van de wv’en konden overnemen.
Vanaf 1994 werkt zij meer specialistisch in het verpleegkundige werk en de ouderenzorg. Later kiest zij voor de jeugdgezondheidszorg (2001) bij de Stichting Thuiszorg Midden Gelderland.
Kun je je werkwijze nader toelichten?
Ik ben van nature wellicht een ‘doemens’ maar iemand die daarbij de nodige planmatigheid in acht neemt. Het belang van de patiënt, en diens omgeving staat daarbij hoog in het vaandel. In mijn opleidingsfase heb ik stage gelopen in de Achterhoek maar daar hing alles als los zand aan elkaar. In Maas en Waal leerde ik – met de voorsprong die een regionaal verband opleverde – via de inspirerende aanpak van de hoofdwijkverpleegkundige in teamverband te werken. De hwv activeerde, gaf feedback, besprak zaken in groepsverband en informeerde het regionale bestuur. Toen de roep vanuit de wijkverpleegkundigen luider werd om o.a. een pr-beleid op te zetten en zo de voorlichtingscursussen krachtiger te promoten, werd dat aan die kant met enthousiasme opgepakt om op die wijze weer hernieuwd elan aan de regionale vereniging te geven. Bestuursleden participeerden ook in een dergelijke commissie.
Geleidelijk gingen zich ook meer specialisaties binnen het wijkverpleegkundige werk zich voordoen. Zo kon men kiezen voor verpleegkundige zorg + ouderen of voor de jeugdgezondheidszorg. De samenwerking met de stafartsen van de provinciale Gelderse kruisvereniging in Arnhem noemt zij zeer bevredigend die input qua deskundigheidsbevordering leverden en bijpraatten op tal van nieuwe ontwikkelingen die voor het vakgebied relevant waren. Woorden van gelijke strekking spreekt zij over de districtsverpleegkundigen die bijscholingen gaven en mappen samenstelden met achtergrondinformatie. Ook de samenwerking met de diëtisten werkte bevruchtend. Over de samenwerking met de provinciale vereniging is zij dan ook zeer te spreken; van daaruit werd uitstekende ondersteuning geboden en de mogelijkheid geboden om ervaringen met elkaar uit te wisselen. Het kruiswerk presenteerde zich toen echt nog als één geheel waarbij de gezamenlijke intentie was de zorg te verbeteren.
Maak je je zorgen over de toekomst van het kruiswerk?
Meteen zit daar mijn kritiek op de hedendaagse werkwijze van de thuiszorg. Er zijn te veel verschillende deskundigheidsniveaus en te veel handen aan het bed. Kortom: een versnipperde zorg draagt ertoe bij dat iedereen voor zijn deelbelang opkomt wat er vervolgens toe resulteert dat verzakelijking gaat optreden en het geheel onpersoonlijker wordt. Alles moet volgens een bepaald model en tijd is er niet. Met enige berusting verzucht zij dat zaken niet meer in zijn totaliteit bekeken worden, laat staan dat een geheel gezin daarin geconsulteerd wordt. Ook de coördinatie bij één persoon, in casu de wv is er vrijwel niet meer wat als een bron van teleurstelling speelt bij veel collega’s die zij nog spreekt. Juist haar generatie werd opgeleid met een opleiding maatschappelijke gezondheidszorg waarin naast het curatieve deel preventie volledig evenwaardig was maar men kan thans met die ambities amper meer uit de voeten. Ter illustratie noemt zij nogmaals haar activiteiten, thans bij de jeugdgezondheidszorg. De huisbezoeken van weleer zijn er niet meer. De jus is er vanaf. Toch heeft zij haar hoop gevestigd op een ontwikkeling die thans weer in Maas en Waal speelt, het werken met kleine zorgteams. Die moeten bewerkstelligen dat er minder handen aan het bed zijn en ‘de menselijke maat’ weer terugkeert in het werk.
Naast de verschraling van het werk noemt zij als een andere oorzaak ook de laag aan directies en managers die heel veel verordonneren maar matig geïnformeerd zijn over de inhoud van de zorg. Overal kwamen er enorme kantoren en de salarissen van deze personen stegen extravagant. Wijkverpleegkundigen moesten het zowel qua salaris als huisvesting met veel minder doen; dit steekt.
De bevlogenheid in ‘Buurtzorg’ spreekt haar aan en wellicht kan langs die weg een noodzakelijke kentering op gang gebracht worden.
Memorabel in dit verband is nog te melden dat in 1997 Heleen Somford de prestigieuze Florence Nightingale medaille ontving als blijk van waardering voor haar vrijwillige verpleegkundige activiteiten ten behoeve van het Rode Kruis.
Beneden Leeuwen, 29 december 2008
J.J.C. Huige