Welke vooropleiding volgde je en wanneer startte je met je eerste baan?
Mijn vooropleiding bestond uit anderhalf jaar de opleiding voor A verpleegkundige. Deze opleiding heb ik niet kunnen voltooien maken vanwege langdurige ziekte. Daarna ben ik de opleiding van ziekenverzorgster gaan volgen. Ik heb vervolgens enkele maanden gewerkt in een verpleeghuis waarna ik de wijkverpleegkundige van mijn geboortedorp sprak. Ze wees me op de mogelijkheid om enkele maanden als vervangend ziekenverzorgende te kunnen werken bij de plaatselijke kruisvereniging.
In augustus 1979 ben ik gestart als 21 jarige bij de kruisvereniging Land van Maas en Waal als (wijk)ziekenverzorgende. Die functie was toen in opkomst en de experimentele fase ontgroeid. Na een half jaar werkzaam te zijn geweest als ziekenverzorgende in de wijk volgde Ine Gremmen de applicatiecursus van 6 maanden in Eindhoven. Deze cursus was voornamelijk gericht op het werken in de wijk, de sociale kaart en de chronisch zieken. Daaraan was tevens de eis verbonden dat men stage liep buiten de eigen regio, wat voor mij de stad Nijmegen werd.
Kun je iets vertellen over die beginjaren?
In mijn beginjaren vervulde ik de taken en de werkzaamheden welke mij aangeboden werden door de wijkverpleegkundigen.
Toen ik startte waren er twee wijkziekenverzorgenden werkzaam in de regio die na de verplichte applicatiecursus deze titulatuur mochten aannemen. De functie richtte zich vooral op minder complexe en stabiele zorg, chronische zorg en de oudere patiënten behoorden tot de zorgvragers van de wijkziekenverzorgenden. Voor de middag had ik taken waartoe o.a. het wegen en meten op de consultatiebureaus voor zuigelingen behoorde. Later zou dit door vrijwillige gastvrouwen (en nadien betaalde krachten) worden overgenomen. Spreekuren waren er waarin ook artikelen uitgeleend werden en de bevolking de mogelijkheid had om binnen te lopen met vragen.
Jong en onervaren heb ik achteraf de functie vooral in de beginjaren als moeilijk ervaren. Problemen kwamen op mij af die met de inhoud van het werk te maken hadden, zoals euthanasie, overbelasting mantelzorg enz. waarvan ik aanvankelijk niet wist wat ik daarmee aanmoest. Een ander soort problematiek was het feit dat ik onder de supervisie van wijkverpleegkundigen werkte maar de succesvolheid van die formule verschilde sterk van persoon tot persoon. Met sommigen beperkte zich de samenwerking tot het eenmaal in de drie maanden snel doorpraten van een aantal casuïstieken waarbij van ondersteuning geen sprake was. Andere daarentegen waren meer samenwerkingsbereid en maakten serieus werk van de begeleiding. Met huisartsen was de samenwerking nog gevarieerder. Een enkeling gooide zelfs botweg de hoorn op de haak als je een vraag durfde te stellen. De organisatie heeft wel vele mogelijkheden gegeven om aan mijn deskundigheid te werken. Ik volgde trouw (bij) scholingen en samen met de wijkverpleegkundige heb ik me daardoor volop in mijn functie kunnen ontplooien.
Hoe kijk je thans tegen het functioneren van wijkziekenverzorgenden aan?
Heden ten dage ziet Ine Gremmen het als een gemis dat niveau 3 IG (voorheen ziekenverzorgenden) nagenoeg geen opleiding aanlevert, gericht op de thuissituatie van de cliënt.
Vanaf 2003 heeft ze daarom de opleiding voor niveau 4 verpleegkundige en niveau 5 verpleegkundige in deeltijd gevolgd.
Ben je steeds bij je eerste werkgever actief gebleven?
Nee. Tot 2007 zou ik voor de Thuiszorgorganisatie in de regio blijven werken. Thans ben ik actief bij Buurtzorg (op dit moment ruim 700 medewerkers landelijk aangesloten). Buurtzorg werkt juist met kleine wijkteams, die zelfstandig hun werk indelen en daarbij ondersteuning krijgen vanuit een klein hoofdkantoor in Almelo. Buurtzorg werkt uitsluitend met gekwalificeerde verpleegkundigen en ziekenverzorgenden Voordeel van dit kleinschalige werken is dat de patiënt weet met wie men van doen heeft en door wie men aan de telefoon te woord wordt gestaan. Als wijkteam werk je zelfsturend en je kunt ondersteuning vragen aan de regiocoach. Dit houdt in dat je als wijkverpleegkundige zelf verantwoordelijk bent voor de kwaliteit van zorg. De verantwoordelijkheid wordt dus bij de professionals gelaten en dat vind ik erg goed. Een mooie kantoorruimte (met aparte spreekruimte) midden in het dorp moet er zorg voor dragen dat de drempel laag is voor mensen die met een vraag zitten. De pluspunten van vroeger neem ik mee naar deze organisatie en samen met de technologie van tegenwoordig zorgt dit er voor dat ik met veel meer plezier werk bij Buurtzorg dan bij de veel grotere regionale Thuiszorgorganisatie.
Beneden Leeuwen, 2 december 2008
J.J.C. Huige